Een paar jaar geleden zat de Stichting Amsterdamse Zwerfkatten op een tijdelijk adres, vlak bij mijn huis. Omdat ik al sinds ik me kan herinneren kattenvrouwtje ben, leek het me leuk om daar een handje te helpen. Elke maandagochtend ging ik kattenkooien schoonmaken.
En als mijn man niet van te voren had gezegd: we nemen er GEEN kat bij (we hebben er al vier), dan had ik elke week wel een kat mee naar huis willen nemen. Soms omdat ze zo aanhankelijk waren, soms omdat ze juist een beetje verlegen waren, soms omdat ik bang was dat niemand anders ze zou willen hebben, en soms omdat het gewoon oerschattige kittens waren. Dus ik moest mijn liefde ter plekke uiten, want ze mochten niet mee naar huis. Die liefde en het schoonmaken werden door de katten niet altijd op waarde geschat, soms waren ze behoorlijk vijandig. Ik herinner me een kat die tegen de tralies aanvloog toen zijn kooi aan de beurt was…
Maar wat ik me vooral herinner zijn de mensen die daar werkten. Die veel vaker dan ik kooien schoonmaakten, steggelden om geld bij de gemeente, en vooral de mensen die de straat opgingen om katten te vangen. En er zijn er veel katten op straat hoor!
Toen ik We gingen achter hamsters aan las, kwamen deze herinneringen weer boven. En de bewondering voor de mensen die zich (vaak vrijwillig) inzetten voor de dieren. En de afschuw voor wat sommige mensen dieren juist aandoen.
Bibi Dumon Tak rijdt in dit boek mee op de dierenambulance en ze is ook vrijwilliger. Ze schrijft mooi over de dieren, maar vooral ook over de mensen waar ze mee op de ambulance zit. Hoewel er soms vreselijk zielige dingen gebeuren met de dieren (en ik hou juist niet van dat soort verhalen!) kreeg ik een heel warm gevoel van dit boek.
Ik ben nog steeds Bibi-fan!
Nog geen reacties.